Donderdag 22 april 1999
We
hebben
weer genoeg Airmiles gespaard om een leuk reisje te kunnen
maken. Dit jaar hetbben we gekozen voor een een weekje
Ierland. We vliegen om 9:40 met KLM
UK naar Belfast. De vlucht is
een beetje vertraagd, maar rond elf uur staan we voor de Alamo
balie op Belfast International Airport om onze huurauto af
te halen. Ik heb de auto via internet gereserveerd, maar de
prijs die ik op de website en via e-mail van Alamo bevestigd
heb gekregen is volgens de baliemedewerkster exclusief
verzekering, een verschil van £70. Omdat dit uit de tekst op
de e-mail en op de webpagina nergens uit blijkt houd ik vast
aan de geoffreerde prijs. Na wat heen en weer gebel en
discussie krijgen we toch de auto voor de afgesproken prijs
mee. Het wordt bovendien een groter model: Vauxhall Vectra
1.8 16v. Om half twaalf rijden we richting Ballycastle
aan de noordkust van (Noord-)Ierland. We rijden een beetje
via een omweg door de Glens van het graafschap Antrim,
een prachtige tocht.In Ballycastle nemen we een kamer in het
Marine
Hotel met zicht op zee. Na een eenvoudige pub lunch
rijden we naar dé attractie van de kust van Antrim: de Giant's
Causeway. De kustlijn bij Bushmills wordt hier
gevormd door ruim 37.000 basaltblokken, de meeste zeshoekig
van vorm. Het is het resultaat van een enorme onderaardse
explosie zo'n 60 miljoen jaar geleden. Het verschijnsel
strekt zich uit tot aan de Schotse kust aan de overkant van
de Ierse Zee. Volgens de legende werd de reus Finn McCool
verliefd op een reuzin uit Schotland en heeft hij de
Causeway aangelegd om haar naar Ierland te kunnen laten
overkomen. Na een frisse wandeling over de klippen die
uitkijken over de Causeway en terug over de hoekige blokken,
rijden we verder naar de ruïnes van Dunluce Castle.
Het kasteel was ooit de thuisbasis van de McDonnell familie
die dit gebied beheersten. Het slot ligt op de rand van de
klippen. Deze positie was ook de reden voor de ondergang
ervan, want in 1639 verdween een deel van het kasteel in
de zee gedurende een storm. Kort daarop verliet de familie
het kasteel en verhuisde landinwaarts. De ruïne van het
kasteel is prachtig gelegen op de rand van de rotskust. Na
dit bezoekje rijden we terug naar Ballycastle. We zwemmen
een rondje in het zwembad van het hotel.
We eten 's avonds in het eenvoudige Kimark
restaurant en drinken later in een van de vele pubs die
Ballycastle rijk is - McCarroll's
- een pint.
Vrijdag 23 april 1999
Na het ontbijt rijden we via Coleraine,
waar we koffie drinken, naar Downhill Castle
in County Derry. Ook dit is een ruïne. Dit
keer van een landhuis van de Anglicaanse bisschop van Derry,
Frederick Hervey. Het landhuis en bijbehorende kapel
(Mussende Temple) zijn rond 1780 gebouwd. Vooral de Mussenden
Temple ligt ook weer mooi op een heuvel aan de
kust met prachtig uitzicht. We rijden verder langs de kust
naar Derry (Londonderry). Daar aangekomen
nemen we een kamer in Clarence House, een guest house net
buiten het centrum. De kamer is in orde, maar de eigenaar is
een beetje eigenaardig. Niet vervelend, maar wel een beetje
neurotisch.
Derry heeft een twijfelachtige reputatie
opgebouwd gedurende de "Troubles", met als dieptepunt de
Bloody Sunday in 1972. Door de vooruitgang in het
vredesproces heeft Derry veel van zijn grimmigheid verloren.
Alleen de zware beveiliging van de politiebureaus getuigt
nog van de gespannen situatie in het recente verleden. Veel
controle punten liggen er verlaten bij. De grote attractie
van Derry is de oude binnenstad, die nog
volledig
ommuurd is. We maken een een wandeling over de muur.Vanaf de
muur krijg je een mooi uitzicht op de oude stad en de
omgeving. We komen langs de St Collumb's Cathedral (Church
of Ireland; protestant) uit 1633. In de kerk hangen veel
herinneringen aan militaire expedities en staat 18e eeuwse
bisschopstroon. De muur geeft ook uitzicht op de Bogside, de
katholieke arbeiderswijk van Derry. Vanaf de muur kun je nog
een aantal politieke muurschilderingen (murals) zien,
waaronder de beroemde Free Derry mural.
's avonds begint het voor het eerst hard
te regenen. We eten we in een pizzeria, bekijken we een film
(A civil action met John Travolta) en drinken we wat in een
afgeladen pub (The Strand) een biertje.
Zaterdag 24 april 1999
Na het ontbijt rijden we de grens over, de
Republiek Ierland in. Van de grensovergang merk je helemaal
niets. Geen grenspost, niet eens een bord. We zijn nu in
County Donegal. Kort na de grens komen we
langs een keltisch fort, Grianán of Aileich. Het is een
stenen rond fort zonder vertrekken. Vanaf de muur van het
fort hebben we weer een prachtig uitzicht over de omgeving.
We rijden verder en drinken koffie in Letterkenny. Daarna
rijden we verder langs de noordrand van het Glenveagh
National Park naar Bunbeg aan de westkust. De wegen zijn
smal en zeer hobbelig. Je komt er bijna niemand tegen en
dorpjes zijn er al helemaal niet in het uitgestorven
landschap, waarin je af en toe een schaap tegenkomt. Het
weer wordt steeds mooier en de zon komt zowaar door. Rond 1
uur komen we in Bunbeg aan en nemen onze intrek in Bunbeg
House, een prima Guest House. Na een eenvoudige lunch
rijden we naar Errigal Mountain, een van de hoogste bergen
hier in de omgeving. We doen een poging om hem te beklimmen,
maar het pad naar boven is nogal zompig, wat de stijle
beklimming een nogal hachelijke onderneming maakt. Iets over
de helft van de beklimming besluiten we om te keren. Maar
ook hier is het uitzicht wederom schitterend. We rijden het
Glenveagh
National Park in en gaan naar het
bezoekerscentrum. Van hier vertrekken busjes naar Glenveagh
Castle. Het kasteel ligt prachtig op een
verhoging aan het Glenveagh meer. Het is in 1870 voor George
Adair gebouwd. Langs het meer
zijn mooie wandelingen te maken. We rijden aan het eind van
de middag weer langs kleine wegen terug naar Bunbeg door een
landschap alleen gevuld met wat afgelegen boederijtjes, veel
schapen en een enkele turfsteker. Turf wordt hier nog veel
afgestoken en gebruikt als brandstof voor de kachel. In alle
dorpjes kun je de turflucht ruiken. De weg vinden is niet
altijd even eenvoudig. De wegwijzers zijn schaars en de
plaatsnamen worden soms in het Engels en dan weer in het
Gaelic aangegeven. Onze wegenkaart geeft echter niet voor
alle plaatsen de Gaelic plaatsnaam aan!
's avonds eten we in het Sea
View hotel. Redelijk eten, maar wel een beetje duur
voor de geboden kwaliteit. Daarna rijden we naar Crolly, het
volgende dorp, waar de befaamde kroeg, Leo's
Tavern staat. De eigenaars Leo en Baba
Brennan zijn ooit bekende dans-band muzikanten geweest, maar
hun kinderen zijn nog beroemder geworden. Drie van hun
kinderen zijn lid van de groep Clannad en een vierde is de
zangeres Enya. Dat Leo trots is op de prestaties van zijn
kroost is goed te zien. Overal hangen posters en gouden CD's
aan de muur. Het is een gezellige kroeg (er wordt hier en
daar nog Gaelic gesproken) en later op de avond is er een
muziekoptreden in verband met een huwelijksfeest van een
paar dorpelingen.
Zondag 25 april 1999
De dag begint somber. Het waait hard. We
rijden door het Bloody Foreland, ten
noorden van Bunbeg. Het is een ruig en bar
landschap waarin weinig lijkt te kunnen groeien. De
bebouwing is beperkt tot een smalle strook langs de kust.
Bij Magheroarty trotseren we de motregen en maken we een
stevige strandwandeling over een volslagen verlaten strand.
Daarna rijden we terug naar Bunbeg. Na de (fast food) lunch
rijden door de Rosses. Ook dit is een
dunbevolkt kustgebied. We komen uit in Dungloe, het enige
plaatsje van betekenis in de omgeving. Het is zondag en de
winkels zijn vrijwel allemaal dicht. We gaan in de
Tírconnail pub wat drinken. Aan de achterkant van de pub is
een groot venster, dat uitzicht biedt op de prachtige kust.
Heel bijzonder. Om twee uur gaat de pub dicht en gaan wij
weer op pad. We gaan naar Dunlewy, waar aan het meer een Craft
Center is voor oude ambachten. Er is ook een
mogelijkheid om een boottochtje te maken. Dat doen we niet.
We gaan terug naar ons Guest House, waar we niemand
aantreffen. De eigenaars Andrew en Jean zijn spoorloos.
's avonds eten we in het Ostan
Gweedore hotel. Het gebouw is lelijk, maar het ligt
prachtig op een heuvel aan het strand. Vanaf onze tafel
hebben we een prachtig uitzicht over het strand en de baai
en de ondergaande zon. Het eten is prima, zij het ook nu
weer behoorlijk prijzig. We zien regelmatig auto's eindeloos
rondjes rijden op het strand. Kennelijk uit verveling, want
veel vertier is er in deze omgeving niet. Na het eten gaan
we weer naar Leo's tavern in Crolly. Vanavond is het eens
stuk rustiger en wordt er geen muziek gemaakt helaas. Bij
terugkomst in Bunbeg zijn de eigenaars van het Guest House
weer boven water en kunnen we nieuwe handdoeken krijgen.
Maandag 26 april 1999
Het belooft een mooie dag te worden. De
lucht is blauw, de zon schijnt, geen wolkje te bekennen. Wat
een verschil
met
gisteren. We rijden naar Ardara, zo'n 80
km zuidelijker. We nemen een kamer in het Nesbitt
Arms Hotel, dat pas gerenoveerd is. Vervolgens rijden
we door de prachtige Glengesh pas naar Glencolumbcille,
dat aan de kust ligt. We lunchen in een eettentje en
bekijken er het Folk Village. Dit is een verzameling
herbouwde cottages, waarin je kunt zien hoe het leven van de
bevolking er in de vorige eeuw in deze streek uit zag. Uit
het verhaal van de gids en de inrichting van de huisjes
maken we op dat het leven hier tot in de jaren vijftig van
de 20e eeuw heel primitief moet zijn geweest. Pas toen werd
het dorp op het electriciteitsnet aangesloten. De kust is
hier weer prachtig en ruig. Maar we gaan verder naar Slieve
League. Wat we hier te zien krijgen is nauwelijks
te beschrijven. Na een tocht over een lange smalle en stijle
slingerweg naar boven krijgen we de hoogste rotskust van
Europa te zien. De klippen steken meer dan 600 meter boven
het water uit. Je kunt vanaf het punt waar de weg ophoudt
verder wandelen. Maar in het voorjaar is
de
bodem nog erg zompig en glibberig en naar een paar honderd
meter klimmen houden we het voor gezien. Maar het uitzicht
blijft schitterend! Het weer is intussen steeds mooier
geworden en de temperatuur is tot 18 graden gestegen! We
dalen weer af en rijden langs de kust naar het
vissersplaatsje Killybegs. We drinken hier wat en lopen wat
rond door het dorp waar alles in het teken van de visvangst
staat. We rijden verder naar John's point. Dit is een
landtong bij Killybegs, met een vuurtoren op het uiterste
puntje. Vanaf dit punt hebben we een mooi uitzicht over de
baai van Killybegs.
Het is intussen vijf uur geworden en we
rijden terug naar Ardara. We eten in het hotel. Ardara is
een klein plaatsje, bekend om z'n weef- en
breiwerk-activiteiten, maar heeft een indrukwekkend aantal
pubs. Op maandagavond zijn de meesten opvallend leeg. We
drinken wat in de Corner Bar.
Dinsdag 27 april 1999
Het weer ziet er weer prachtig uit. Veel
zon. We besluiten om te gaan wandelen. Vanuit Ardara zijn er
vele mogelijkheden. Er zijn een zestal wandelingen uitgezet
van 4 tot 16km lang. We besluiten een tweetal kortere wandelingen
te
doen. De eerste gaat door het veenlanschap naar de kleine
Owenea rivier. Een mooie wandeling door het stille
landschap, met veel schapen en langs het snelstromende
riviertje (veel vis). De tweede wandeling gaat o.a. naar
Long Point langs een zeearm die bij laag tij volledig
droogvalt. In de namiddag rijden we naar Maghera en komen
langs de Assarancagh waterval. We rijden over een smalle
kustweg met aan de ene kant de smalle Loughros Beg baai en
aan de andere kant stijle bergwanden. Bij het gehucht
Maghera gaan we even het strand op. Het weer is nog steeds
prachtig, maar een duik in het water is nog wat overdreven.
We rijden door over halfverharde wegen en verlaten gebieden,
maar net als we denken dat de weg nergens toe leidt komen we
weer in de bewoonde wereld en kunnen we weer naar Ardara
terugrijden.
's avonds eten we weer in het hotel en
gaan naar Nancy's
pub. Een piepklein sfeervol kroegje, dat naar verluidt
al zes generaties in handen van dezelfde familie is.
Woensdag 28 april 1999
Na het ontbijt rijden we naar Belfast.
Een redelijk lange rit van zo'n ruim 200 km. Rond 1 uur
komen we aan bij het Dukes
Hotel. De keus was opdit hotel gevallen omdat de
meeste redelijke hotels volzaten. De hotelprijs van £110
belooft veel, maar dat valt toch een beetje tegen. De kamer
is welliswaar ruim, maar niet uitzonderlijk en de
voorziening zijn wel goed, maar toch...
Het hotel is in de buurt van de
universiteit gelegen en dat maakt de omgeving zeer levendig.
Op Botanic Avenue zijn tal van bars, cafés en leuke
restaurantjes met terras. Het weer is wederom prachtig (20
graden) en we lunchen heerlijk op het terras van Café
Vincent aan Botanic Avenue. Daarna lopen we het centrum in.
In de tuinen van het stadhuis is het een
drukte van belang met jonge zonaanbidders. Het stadhuis is
een overheersend gebouw aan Donegal Square. Het werd in 1906
gebouwd in gebouwd in verzameling stijlen uit het hele
Britse rijk. Voor het gebouw staat een imposant beeld van
koningin Victoria. Ook het Commercial District
(winkelgebied) is zeer levendig. Uiteindelijk strijken we
neer in de stadhuistuinen waar we van de zon en de
voorbijgangers genieten. Daarna leggen we aan in de Crown
Liquor Saloon, schuin tegenover het Opera
House. Het is een pub in een prachtig Victoriaans gebouw.
Aan de buitenzijde betegeld. Glas-in-lood-ramen. Binnen is
er naast een centrale ruimte met bar en staanplaatsen een
aantal eikenhouten compartimenten met een tafel en banken
eromheen, zogenaamde snugs. Het lijken net
treincompartimenten en zijn zelfs afsluitbaar met een
deurtje. Van binnen is het decor ook weer prachtig.
's avonds eten we in een indiaas
restaurant aan Botanic Avenue. Daarna gaan we op zoek naar
de Rotterdam
Bar. Die blijkt nogal afgelegen te liggen
in het havengebied. Na een lange wandeling en een paar keer
de weg vragen, komen we er. De omgeving rond de bar is in
ontwikkeling. De bar staat tussen een aantal slooppanden en
tegenover een nieuw apartementen complex. Helaas zijn we
hier op de verkeerde avond. Dinsdag en zondag zijn er
muziekoptredens. Vanavond is het (te) rustig. Dan gaan we
het bescheiden gay nightlife
maar eens verkennen. Er zijn twee bars, maar woensdag blijkt
niet de meest geschikte uitgaansavond te zijn.
Donderdag 28 april 1999
Het is alweer de laatste dag van onze
vakantie. Na het goede ontbijt en koffie bij Madisson's, een
modern grand café aan Botanic Avenue, wandelen we door botanische
tuinen van de universiteit. Een oase van rust in
een drukke wijk. In de tuinen staat ook het Palm House een
(broei)kas met tropische planten. Verderop in
de
tuin staat ook het Ulster Museum. Maar gezien het mooie weer
genieten we liever van het buitenleven en wandelen langs de
oevers van de Lagan rivier de stad uit. Rond het middaguur
lopen we weer terug door de universiteitswijk. Ook aan
Stranmills road zijn veel café's, restaurantjes en
boekwinkels gevestigd. De straten bruisen van het leven, met
name door de studenten. We lunchen weer bij Madison's en om
half twee gaan we op weg naar het vliegveld. De vakantie zit
er weer op.
|