Turkije

deel 1
 

6 t/m 27 september 1997

Zaterdag, 6 september 1997

Zelden zijn we voor een vakantie zo vroeg uit de veren gegaan. Al om 2 uur ’s ochtends (!) staan we op het Centraal Station te wachten op de trein naar Schiphol. Om 5 uur zouden we moeten vertrekken, maar er is een oponthoud. In het vliegtuig, dat inmiddels startklaar is, zitten twee passagiers die helemaal niet naar Turkije moeten, maar naar Athene. Bovendien moeten we wachten op twee passagiers die zo slim zijn geweest om hun pas thuis te laten liggen. De laatste twee missen uiteindelijk de vlucht. We vliegen naar Izmir en bij aankomst verloopt alles vlekkeloos. We betalen twintig gulden (gepast in Nederlands geld) voor een visum, dat zonder veel plichtplegingen in het paspoort wordt gestempeld. Het heeft veel weg van geldklopperij.

Onze huurauto staat gereed. Het is eenTofas Sahin, ofwel de Turkse versie van de Fiat 131, die hier nog steeds gemaakt wordt. Al gauw blijkt dat bijna iedereen in een Tofas rondrijdt. We rijden naar Selçuk. In het hotel Ürkmez worden we heel vriendelijk ontvangen, door twee broers die het hotel runnen: Çem en Düneyt. Onze verhouding kunnen ze niet meteen inschatten. Ze denken dat we broers zijn (!) We zijn ontzettend aan slaap toe en gelukkig kunnen we meteen de kamer op. Na een uurtje of wat slapen verkennen we het stadje. Er is een markt en wat romeinse ruïnes met het graf van de apostel Johannes . Daarna gaan we naar het strand. Het strand ligt er verlaten bij en is heerlijk rustig. ’s Avonds eten we lekker en goedkoop bij Seçnik en om tien uur val ik om van de slaap. En is het hoog tijd om te slapen.

 

Zondag, 7 september 1997

Na een redelijk uitgebreid ontbijt op het dakterras rijden we, uitgezwaaid door de broers, naar Pamukkale. We stoppen, dankzij de typische Turkse bewegwijzering een dorp te vroeg en kunnen uiteraard het hotel dat we zoeken niet vinden op de kaart. Een soldaat legt ons in het Frans uit dat we nog 10 km moeten doorrijden. Het Koray Hotel heeft een zwembad, veel personeel zonder duidelijke taak en kost slechts 55 gulden voor half pension. Na de lunch gaan we naar de beroemde kalkterrassen. Het waterpeil is zeer laag en baden is verboden. Maar het blijft toch een mooi gezicht. Ook het Romeins/Griekse theater is goed bewaard gebleven.

Pamukkale, kalkterrassen

’s Avonds eten we in het hotel en worden op een buikdanseres "getrakteerd". Negeren helpt niet ze is erg opdringerig. De bedoeling is dat we wat geld in haar ondergoedje stoppen, maar daar beginnen we niet aan . Gelukkig heeft ze bij wat middelbare Duitse mannen meer succes. Na een avondwandeling bellen we naar huis. Nederland heeft België met 3-1 verslagen met voetbal.

 

Maandag, 8 september 1997

Na het ontbijt lopen we naar het postkantoor om postzegels te kopen. Dan gaan we op weg naar Egirdir, maar niet zonder de adviezen van de hotelmedewerkers. Ze kennen natuurlijk allerlei hotels die we MOETEN bezoeken. In Isparta halen we geld uit de muur (pas de derde automaat wil meewerken) en eten we wat. In Egirdir zoeken en vinden we Ali’s pension op aanraden van onze reisgids. Het is een eenvoudig hotel, maar wel spotgoedkoop. Slechts 25 gulden per nacht incl. ontbijt. Na ons geïnstalleerd te hebben gaan we naar een rustig strandje aan de oevers van het grote meer waaraan Egirdir ligt. Het water is fris en het strand kiezelig, maar we liggen heerlijk rustig. ’s Avonds eten we bij Adac pension. Het eten is zozo, maar de tafeltjes staan romantisch aan het water. Nog een fikse wandeling naar het centrum (het hotel ligt op een schiereiland). Op een nachtleven laat Egirdir zich bepaald niet voorstaan. Met andere woorden: het is een dooie boel.

Dinsdag, 9 september ’97

Vandaag gaan we met de auto naar het Nationale Park Kovada. In het park vinden we een schijnbaar verlaten cafetaria. Het blijkt bemand te worden door een jongen van een jaar of achttien, die alleen Turks spreekt. Na onze bestelling te hebben geserveerd schuift hij meteen aan. Een wat moeizaam gesprek volgt, met behulp van "Wat en Hoe in het Turks" (lezen kan hij gelukkig wel). Hij heet Mustafa. Het natuurpark is heel mooi. Het wordt bewoond door kleine boertjes, maar wilde dieren zijn niet te ontdekken.

Kovala National Park

Uiteindelijk komen we in het dorp Sütçuler, waar we de weg vragen. Er verzamelt zich een steeds groter wordende groep mannen om onze auto, waarvan niemand meer dan Turks spreekt. Iemand krijgt een idee en haalt de plaatselijke engelsprekende. Die noodt ons meteen op de thee en vertelt dat hij nog familie in Eindhoven heeft. De thee slaan we af, maar de weg wordt ons haarfijn uitgelegd. De weg terug is net geasfalteerd en tegen de tijd dat we in Egirdir zijn onze witte Tofas ook. Dat wordt nog spannend over twee weken als meneer AVIS onze karos weer terugneemt. We gaan na een late lunch nog even naar het strand. ’s Avonds eten we bij Ali in ons pension. Tijdens het eten word ik niet "bien" (om maar een franse uitdrukking te gebruiken). "Acute darmstoornissen". Vroeg naar bed.

 

Woensdag, 10 september 1997

We staan vroeg op want we hebben een lange weg voor ons. Ook Erik heeft vannacht darmperikelen. We gaan naar Konya. De reis verloopt voorspoedig. Voor 12 uur zijn we er al. Eerst maar wat eten. Mijn maag en darmen zijn nog niet tot rust gekomen. Het hoogtepunt van Konya is het Mevlana museum, gewijd aan de stichter van de sekte van de dansende dervisjen. Veel devote moslims komen hier op af en lijken wel in trance. We bezoeken nog een moskee en twee voormalige medresses (islam scholen), maar die vallen wat tegen.

’s Avonds bestellen we meer eten dan goed voor ons is. Of het daar aan ligt weten we niet maar Erik wordt ernstig niet goed. Eerst wordt hij stil (heel bijzonder) dan grijs (niet zijn haar maar z’n gezicht) en valt bijna flauw. Hij deponeert de maaltijd in het toilet en knapt in no time op. Weer vroeg naar bed.

Weer: zonnig 30° en meer.

Donderdag, 11 september 1997

Het ontbijt is niet in het hotel, maar in een restaurantje om de hoek. We dachten dat het inclusief was, maar nee, we worden teruggeroepen. Maar voor zes gulden voor twee personen doen we niet moeilijk. Dan volgt een tamelijk saaie rit door een dorre vlakte. Halverwege naar Capadocië stoppen we bij Landschap Capadocië de Sultanhani Kervanseray. We worden belaagd door kinderen die om snoepjes vragen of kaarten willen verkopen. We moeten ze zo’n beetje van ons af SLAAN. Het Kervanseray is aardig behouden. Het landschap wordt interessanter als we Ürgüp naderen. We vinden het hotel Hittit. Prima ding. ’s Middags gaan we naar Göreme. Eerst stoppen we voor een uitzichtspunt (1 gulden pp) en dan naar Üçihsar, waar een fort in de rotsen is uitgehouwen. Het uitzicht is prachtig. Rondom zie je bergwanden met daarin uitgehouwen rotswoningen. Deze woningen zijn in het zachte gesteente uitgehouwen door Christenen, die zich op deze manier schuilhielden voor de Islamitische invasie van de Seltsjoeken bijna 1000 jaar geleden.

We rijden door naar Göreme. Hier zijn nog rotswoningen in gebruik als woning. Het openluchtmuseum bestaat uit een verzameling rotskerken en kapellen. De frescoes zijn soms zwaar beschadigd, met name de gezichten (moslims mogen geen beeltenissen van levende wezens hebben). Toch imponerend.

’s Avonds eten we een Turkse pizza in een aandoenlijk zaakje. Het menu is een fotoboekje (wel handig eigenlijk) en we zijn de enige gasten vandaag. In Ürgüp is wel duidelijk dat het toeristenseizoen voorbij is. Het dorp is op veel meer toeristen berekend dan de enkele tientallen die er nu rondlopen. We drinken thee bij Murat het café voor de Urgupse avant-garde. De eigenaar heeft ook een reisburo en dat zullen we weten ook!

 


Andere Reisverslagen


verder