|
deel 3 |
Divundu - Kasane:
Vannacht zijn we uit onze slaap gehouden door een cicade, die ontzettend
luid kabaal maakte. Tot gek wordens toe. Oordopjes hielpen niet en zelfs
mijn koptelefoon bood niet 100% effect. We zijn uiteindelijk wel in slaap
gevallen. Om 5 uur hield het beestje er mee op. Toen begonnen de nijlpaarden
weer, maar dat is veel dragelijker. Na het ontbijt rijden we door het
Bwabata reservaat naar de grens met Botswana. De weg naar het oosten was
kaarsrecht en lang: ruim 400km. De route loopt voor een groot deel door het
Bwabwata National Park en voortdurend worden gewaarschuwd voor overstekend
wild. Lange tijd zien we helemaal geen wild, maar dan opeens zit er langs de
kant een Cheetah ofwel een jachtluipaard! We zijn te verbaasd om een meteen
een foto te nemen. Cheetahs zijn moeilijk te vinden. Ze leven alleen en vaak
in afgelegen gebieden, waar ze de ruimte hebben om te jagen op snelheid. We
draaien om, maar het dier is al vertrokken. Verderop zien we nog een aantal
antilopen en bavianen.
De grenspassage gaat wat minder vlot dan we hoopten, omdat we aan de
Nambische kans per ongeluk het loket voor het uitreisstempel voorbijrijden.
We rijden vervolgens door een stuk niemandsland en bij de Botswaanse
immigratie worden we teruggestuurd. Zonder uitreisstempel, inreisstempel.
Dan voor een tweede maal door niemandsland om het stempel te halen en weer
terug. Voor de invoer van de auto betalen we N$220 ofwel zo'n 30 euro.
Daarna rijden we vlot door naar Kasane, aan de rand van het Chobe National
Park. Hier zullen we 4 dagen blijven in de
Chobe
Bush Lodge. In Kasane en vooral rond ons hotel is het vergeven van de
bavianen en de wrattenzwijnen. We boeken voor morgen een game drive en voor
dinsdag een excursie naar de Victoria Watervallen.
We dineren in het hotel, hetgeen een groot genoegen is. De bediening en
het eten zijn van goed niveau.
Weer: bewolkt met zo nu en dan zon. Tot 27 graden.
We doen ’s ochtends rustig aan. We brengen ons wasgoed weg naar de Itenge
wasserij. Ze zitten achter de Mandela bar, tegenover het busstation.
We betalen 33 Pula per kilo. Vervolgens gaan we koffie drinken bij de Coffee
Buzz, waar ze zowaar echte capucino schenken. De eerste in vele dagen.
Volgende stop is het postkantoor om de kaartjes te posten. Dan rest nog en
bezoek aan de Mascom winkel voor
een prepaid simkaartje. Mascom is de grootste mobiele provider in Botswana.
We moeten daarvoor wel een paspoort overleggen en dan worden we aangesloten
op het mobiele netwerk van Botswana.
We lunchen in het hotel en om 15 uur rijden we weg met het safarivoertuig
voor de namiddag game drive. De ingang van het Chobe National Park is 4km
van de lodge. Al gauw zien we buffels en langs de Chobe rivier veel badende
olifanten. Verscheidene groepen olifanten
nemen uitgebreid een bad in de
rivier. Het zijn groepen van mannelijke dieren. Ze spelen met elkaar. Na het
bad gooien ze zand over hun rug ter bescherming tegen insecten en de zon. De
kudu’s zijn ook present, maar ook de puku’s. Die zijn vrij zeldzaam en
worden met uitsterven bedreigd. Ze hebben een dikkere vacht, maar zijn
tamelijk weerloos. Impala’s zijn er hier in overvloed. In de verte zien we
buffels aan de oevers van de rivier. We zien nog veel meer olifanten, maar
ook gestreepte mongoose. Deze kleine dieren eten de meest giftige slangen.
We zien ook de parelhoender, die heel taai schijnt te zijn. De Afrikaanse
zeearend zit in de boom en we zien ook een aantal gieren. Net als de
roodsnaveltok. Zebra’s zijn er hier niet veel. Na heel veel moeite ontdekken
we er welgeteld drie. Aan het eind van de drive, als we al op weg naar de
uitgang zijn krijgt de gids blijkbaar bericht via zijn radio over een
sighting. We nemen een afslag en komen oog in oog met een eenzame leeuwin.
De zon is al onder, maar ik kan toch mooie plaatjes maken. De middag is
helemaal geslaagd.
Terug in Kasane eten we bij de
Old House. Eenvoudig restaurant, maar wel leuk gelegen in een tuin. We
eten burger en pizza.
Weer: zon, 28 graden.
We staan vroeg op want om 7.50 vertrekt de dagtocht naar Victoria Falls
in Namibië. In de bus zijn we met 12 reizigers. Een
Australische familie van
8 personen, een Frans koppel en een Rotterdams stel. We rijden eerst tot aan
de Zimbabwaanse grens. Dat is maar een kwartier rijden. We halen een
uitreisstempel bij de Botswaanse grenspolitie en dat kost weinig moeite. We
moeten wel een formuliertje invullen. Dan rijden we naar de Zimbabwaanse
grenspost. Daar moeten we uit de bus en worden we opgevangen door Tash, de
Borderpassage Co-ordinator van de tourorganisator. Hij wijst ons de weg naar
het loket. Daar staan we zo’n 1,5 uur in de rij. Er zijn maar twee
ambtenaren beschikbaar voor de visa-aanvragen. Ze werken wel door, maar de
procedure is omslachtig en vrijwel geheel handmatig. Er is een grote Franse
groep voor ons. Tussen het stempelen door kijken de ambtenaren ook naar een
herhaling van de Champions League finale. Het dagvisum kost US$30 per
persoon. Contant te betalen en er is geen wisselgeld. Als we er allemaal
door zijn kunnen we met onze Zimbabwaanse gids Smart, die ons op staat te
wachten verder in een Zimbabwaanse bus van Shearwater tours. Het is dan nog
één uur rijden naar Victoria Falls. Onderweg zien we een olifant aan de kant
van de weg staan. Victoria Falls is een plaats, die volledig op toeristen is
gericht. We rijden meteen naar de watervallen, waar we om 11.30 aankomen.
Van Smart krijgen we een regenponcho, want de watervallen spetteren nogal.
Wij hebben de Guided Tour geboekt, dat wil zeggen dat de gids bij ons blijft
en een lunch voor ons regelt. Het Rotterdamse stel doet dit ook, maar hebben
om 14 uur een helicoptervlucht. Het nationaal park is overzichtelijk. De
watervallen zijn heel breed en bestaan uit een 8 tal watervallen. Er loopt
een wandeling langs de oever met 16 uitkijkpunten. We lopen ze allemaal af.
Smart vertelt er wat bij, maar we hadden dit ook makkelijk zonder gids
gekund. Bij uitkijkpunt 7 gaat Smart met de Rotterdammers vooruit om ze op
tijd bij de helicopter te krijgen en wij moeten ons zelf maar redden. De
watervallen zijn prachtig om te zien. De tweede helft wordt
het steeds
natter. Het spettert hier meer. Het is bijna een mist en de wind staat onze
kant op. Ondanks de poncho’s worden we toch behoorlijk nat aan de
broekspijpen en de schoenen. Foto’s maken gaat dan niet meer en door de mist
zie je ook niet zoveel meer. We lopen tot aan het uitzicht op de brug over
de Zambezi. Dit is ook de grenspost met Zambia. Op de brug wordt bunjee
jumpen aangeboden. We slaan het gade, vanuit uit een relatief droge positie.
We lopen weer richting uitgang en komen Smart weer tegen. We lopen door het
regenwoud naar de uitgang. Daar lunchen we in het Rainforest Café. Het eten
is niet onaardig. Na de lunch brengt Smart ons naar de open Craft Market. De
andere gasten gaan ook mee. Daar worden we belaagd door verkopers, die heel
veel moeite doen om wat te verkopen. Het is gewoon niet leuk meer. Ze willen
zelfs hun houtsnijwerken ruilen voor kledingstukken zoals een pet, sokken of
schoenen. Er is een hal waar uitsluitend vrouwen verkopen. Die zijn iets
minder opdringerig maar werken wel op het gemoed. We kopen een kommetje voor
3 dollar. Dan worden we het zat en gaan wat drinken. Ik ga nog bij een Craft
Mall om de hoek kijken en daar is een heel andere sfeer. Je kunt er rustig
rondkijken zonder dat je wordt lastig gevallen. Daar hadden we beter meteen
heen kunnen gaan.
Al met al waren we met transport only beter uitgeweest. Dat was $95 pp en
wij betaalden $212.
Om 15.20 gaan we weer terug naar de grens. De uitreis gaat uiterst vlot.
We krijgen onze stempeltjes en binnen 10 minuten zijn we door beide
grensposten heen. Dan nog een kwartiertje en we zijn om 16.40 in de lodge.
’s Avonds eten we bij een Indiaas restaurant PPCC. Het eten smaakt
uitstekend. De bediening kan nog verbeterd worden.
Weer: aanvankelijk bewolkt, maar later zonnig. Ongeveer 21 graden.
Na
We dineren in het restaurant van het hotel. Het eten is weer heerlijk.
Special of the day is
Impala karbonades. Erik neemt sirloin steak. De wijn is een Hill &
Dale Shiraz 2014 uit Zuid-Afrika.
Weer: bewolkte start, maar het klaart helemaal op. 24⁰C
Vandaag rijden we naar Nata, ruim 300 km naar het zuiden. De weg loopt
ongeveer parallel aan de grens met Zimbabwe. Er is maar één kleine plaats
aan de weg. We komen rond 12 uur in Nata aan. De plaats stelt niet erg veel
voor. De Nata Lodge ligt 8km ten zuiden ervan en is van hetzelfde bedrijf
als de lodge in Kasane. Wel veel kleiner. We hebben een huisje op palen met
een grote kamer en een buitendouche. We lunchen en luieren aan het zwembad,
waarvan het zwemwater veel te koud is om een bad in te nemen. Om 16 uur gaan
we op Pan Drive naar de Sua Pan in het Nata Sanctuary, waar veel vogels
zitten. We zien Northern Black Korhaan (Botswana Trap), Southern crowned
cranes (Grijze Kroonkraanvogels), een Double banded Courser
(dubbelbandrenvogel) en pelikanen. We zien, onder het genot van een drankje
een mooie zonsondergang boven het water van de Sua Pan. Als de zon onder is
kleurt de hemel mooi rood en is het tijd om weer terug te gaan over de
zandpaden van het sanctuary en vervolgens over de verharde weg met vele
diepe putten. Rond kwart voor zeven zijn we weer terug in het hotel. We
dineren in het hotelrestaurant. De porties zijn genereus. Te genereus voor
ons. De kwaliteit matig.
Weer: zonnig 25 graden. ’s Nachts koelt het flink af tot 12 graden
We worden wakker in de steenkoude kamer. Onder de dekens was het lekker
warm, maar de Botswaanse nachten zijn koud. We moeten douchen in een
buitendouche. Leuk als het warm weer is, maar nu even afzien. Hoewel… het
water is lekker warm. Na het ontbijt rijden we richting Maun (spreek uit:
Ma-oen). In Nata staat er echter een bord dat de weg is afgesloten. Maar hoe
kom je dan in Maun? We vragen aan de locals en zij zeggen dat je er wel kan
komen, maar via een omleiding. De weg is erg slecht. Ontzettend veel en zeer
grote gaten in de weg. Na ongeveer 40km wordt het erg bar en
zien we een piepklein bordje waarop deviation staat. We slaan daarin
en komen op een zandweg, die naar een gravel weg leidt. Deze loopt parallel
aan de A3 en we volgen die voor 20 minuten tot we in een dorpje komen. Hier
wordt de weg verhard en slaan we rechtsaf naar de A3. De weg is iets beter,
maar regelmatig ook erg slecht. Na 200km komen we bij een checkpoint, waar
een politieman vraagt naar onze herkomst en bestemming. We mogen na een
babbeltje doorrijden. Dan staat er bord langs de kant dat we voorzichtig
moeten rijden vanwege het ongelijke wegdek. Hoe verzinnen ze het. En dat na
200 km rijden over een gatenkaas. We komen rond 12 uur in Maun aan. We
rijden eerst naar het DNWP, de overheidsorganisatie die over de nationale
parken gaat voor een permit voor morgen om door het Moreni Wildlife Reserve
te kunnen rijden. Daarna rijden we door naar het Sedia Riverside Hotel. Het
hotel ligt 8 km ten noorden van Maun. Het is niet onaardig, maar wel nogal
sleets. De wifi is er wel heel goed.
In de middag doen we wat boodschapjes en luieren we aan het zwembad. ’s
Avonds willen we eten bij de Sportsbar, maar die blijkt gesloten. French
Connection is niet ’s avonds open en Bonne Arrivee bestaat niet meer. We
komen dan terecht bij Capello tegenover het vliegveld. Een soort cocktailbar
annex nachtclub die ook als restaurant werkt. De bediening is zeer
vriendelijk, maar het eten is matig.
Terug naar het hotel.
Weer: zonnig 28 graden.
Vandaag rijden we naar Khwai Guest House net buiten het Moreni Wildlife
Reserve, maar dan net aan de andere noordelijke kant. We moeten dus door het
Reserve om er te komen. We hebben gisteren een transit permit aangeschaft
bij het DNWP kantoor in Maun, maar komen er tijdens de rit achter dat dit
alleen voor de heenweg geldig is. We keren om naar het DNWP. Daar vertelt
men ons dat we op de terugweg ook aan de gate zelf kunnen betalen. Het
oponthoud kost ons een uur. Dan weer op weg naar de South Gate van Moreni.
De weg is de eerste 30km verhard, maar wordt dan gravel. Na 50km komen we
bij de Vetenerary checkpoint, maar dat stelt helemaal niets voor. We worden
vriendelijk doorgewuifd. Daarna slaan we linksaf richting Moreni en wordt de
weg hobbeliger en zanderiger. We rijden niet meer dan 35km/u. We komen wel
wilde dieren tegen. Een flinke groep olifanten is aan het drinken en
badderen bij een grote poel en we zien ook een kwartet giraffes eten van de
bomen. Dan komen we bij de South Gate. Hier moeten we weer inschrijven in
het grote boek en kunnen we verder de laatste 30km naar Khwai afleggen. De
weg is hier erg zanderig en we slingeren met zo’n 30km/u door het reservaat.
Bij de North Gate gaan we weer het park uit over een houten brug. Dan is het
een klein stukje door het dorp Khwai naar de Khwai Guest House. Daar worden
we ontvangen door Ruben, die de algehele leiding hier heeft. Hij is heel erg
vriendelijk. De opzet van het Guest House is eenvoudig, maar wel van goede
kwaliteit. Er zijn een 5-tal huisjes met tweepersoonskamer, toilet en
buitendouche. In het centrale gebouwtje is een eetzaal en lounge, waar je
onder dak, maar in de open lucht kunt eten en wat drinken. We hebben vol
pension en twee activiteiten. Een middag game drive van 15.30 tot 19.30 en
een ochtend game drive van 7 tot 10.30.
We lunchen van het traditionele
buffet en rusten wat uit op onze kamer. Om half vier vertrekken we
dan voor de game drive. Het begint rustig met dieren, die we al goed kennen:
gieren, zebra’s, impala’s. We zien een dode olifant, waarom zich een grote
groep gieren heeft verzameld. We zien ook Marabou ooievaars. Lelijke vogels,
die tot de ugly five worden gerekend, samen met gieren, hyena’s,
wrattenzwijnen en de gnoe. Vervolgens zien we nog een aantal olifanten,
reigers, kaapse gieren, koperstaartspoorkoekkoek, spoorwiekganzen,
geelsnavelzilverreiger, honingzuigers, krokodil, vervet-aapjes en
nijlpaarden. Maar dat alles verbleekt bij wat we vlak voor het eind te zien
krijgen. In een boom ligt een luipaard op een tak! Deze grote kat laat zich
zelden zien. Hij leeft solitair en is erg schuw. Hij ziet de mens eerder dan
wij hem en dan is hij meestal weg. Maar deze zit daar mooi. Na een tijdje
staat hij op, laat zich uit de boom zakken en gaat aan de wandel. Wij er
achter aan. Hij lijkt zich helemaal niet te storen aan de auto met 8 gasten
erin. Hij kijkt gewoon langs ons heen. Na een tijdje volgen verdwijnt hij in
de bosjes en laten we hem met rust.
Daarna genieten we van de zonsondergang aan een ven, waarin een aantal
nijlpaarden dobberen. Wij krijgen er een drankje bij. Als het donker wordt
gaan we de auto in en komen de nijlpaarden het water uit. Ze laten merken
dat ze onze aanwezigheid niet op prijsstellen door hun bek wagenwijd open te
sperren en hun dodelijke tanden te laten zien. We gaan terug naar het guest
house.
Daar krijgen we een maaltijd van rijst en kip voorgezet, die in een
stalen pan (Dutch Oven) op een houtvuur wordt gaar gestoofd. Na het eten
gaan we vroeg naar bed. Het wordt al aardig koud, maar onder warme dekens is
het lekker.
Weer: zonnig 26 graden
Khwai - Maun: 124km, 3,5 uur.
We worden om 6 uur gewekt. Om half zeven ontbijt en om 7 uur vertrekken
we voor de ochtend drive. We zien al snel een waterbuck.
Een antilopensoort
met een karakteristieke witte cirkel op z’n derriere. Die lijkt op een
wc-bril. Hoog in een boom zit de Afrikaanse Visarend. We rijden een tijd
rond zonder wat te zien. Dat stuiten we op een groepje vervet aapjes.
Verderop zit een familie bavianen. De opperbaviaan probeert ons een beetje
te intimideren. Ook de marabous zijn weer present. We zien ook twee
lelkraanvogels. Deze zijn ernstig bedreigd omdat er in het verleden te veel
op is gejaagd. Het is de grootste kraanvogel soort van Afrika en de op één
na grootste ter wereld. Ze worden tot 1,72m hoog.
Dan zien we nog een groepje antilopen, die we nog niet hebben gezien: de
Tsesebe of Lierantilope. Ze hebben hoge schouders en een korte nek. Ze zijn
zeer gespierd en schijnen hard te kunnen lopen. We zien ook een groep red
Lechwe of Litschwie waterbokken. Ze houden zich meestal op bij het water,
omdat ze van planten houden die daar bij of in groeien.
Dan volgt nog een
koffiepauze aan een meertje voor we de terugtocht inzetten. Op weg naar het
Guest House, worden we door een Zuidafrikaans stel gewezen op een tweetal
Luipaardwelpen. Maar we krijgen ze niet goed te zien.
Terug bij het guest house pakken we onze spullen, rekenen we af en gaan we op weg naar Maun. We kennen de weg, maar het is toch weer een hele tour. Onderweg zien we weer olifanten en giraffes en ook groepjes zebra’s. Een tegenligger wijst ons op gieren die rond een dode giraffe schijnen rond te cirkelen. We zien wel de gieren, maar te ver van de weg af om er heen te rijden.
In Maun checken we in bij de Island
Safari Lodge. Mooi gelegen aan de rivier, maar wel een beetje gedateerd.
Het restaurant valt heel erg tegen. De bedden zijn kort en er is geen
klamboe. Het personeel is wel erg vriendelijk.
Weer: ’s ochtends erg koud, 12 graden. Het warmt weer op naar 28 graden.
We staan vroeg op: om 6.30 uur gaat de wekker. We ontbijten in het
restaurant. Het ontbijt is verrassend compleet en goed. Na het ontbijt
wachten we bij de steiger op de schipper, die ons naar de Mokorocentrale
gaat brengen. Er is wat vertraging want twee gasten van buiten zijn wat
later en daar moeten we op wachten. Als zij er zijn – en koffie hebben gehad
– kunnen we met de motorboot op pad naar Boro, waar de polers wonen. Polers
zijn de mensen die met een punter twee passagiers de Okavango Delta in
varen. De boottocht naar Boro gaat in 45 minuten, maar is ontzettend koud.
Het is maar 12 graden en de boot vaart nogal hard. We krijgen
een deken om
ons tegen de kou te wapenen. De polers hebben een collectief gevormd en
voeren bij toerbeurt de mokorotochten in het concessiegebied NG32. uit. Op
deze wijze komen de inkomsten uit de tours volledig ten goede van de
gemeenschap van Boro. African Secrets geeft ons nog een lunchpakket mee en
een liter water. Onze poler vandaag heet Ronnie. Zijn collega is Kenny.
Kenny neemt de twee andere (Duitse) gasten mee. We varen door het riet van
de Okavango Delta. Een stukje door het hoofdkanaal, en dan door allemaal
hele smalle nevenkanalen. We varen door verschillende soorten riet en zien
veel waterlelies, die net aan het openen zijn voor het daglicht. Na
anderhalf uur komen we bij een eiland waar we aan land gaan. Na een korte
briefing van Ronnie gaan we op pad voor een wandeling van meer dan 2 uur.
Ronnie heeft een gebreid mutsje op, dat bedoeld is voor de kerst
(rendierhoorntjes en een rode neus). De zon staat op z’n hoogst – het is al
twaalf uur – en er is geen enkele schaduw. Ronnie leidt ons langs een Lead
Wood Tree en een palmboom. Hij vertelt over de bereiding van de palmwijn. In
de verte zien we olifanten, giraffes, zebra’s en gnoes. Deze dieren trekken
naar deze eilanden om uit het bereik van de leeuwen te komen. Maar de
leeuwen kunnen het water ook oversteken en de voetsporen van de leeuwen die
we zien zijn het bewijs daarvan. De leeuwen zelf komen we gelukkig niet
tegen. We zijn bekaf als de wandeling voorbij is en de lunch kan worden
gebruikt in de schaduw van een Lead wood boom. We krijgen nog gezelschap van
een Brits paar dat in Zuid-Afrika woont. Na een half uur kunnen we de
terugtocht aanvaarden. In ruim een uur bomen we weer terug naar Boro. Daar
worden we opgewacht door de schipper van de motorboot, die ons weer naar het
Island Safari Lodge vaart. Onderweg stoppen we nog voor een grote krokodil.
’s Avonds gaan we eten bij de
Thamakalane Lodge. Het eten in onze eigen lodge was abominabel en we
willen nu iets goeds eten. Het is een buffet diner, maar wel een heel goede.
We eten heerlijk met uitzicht op de rivier. Dan rijden we door het
pikkedonker naar onze lodge.
Weer: ’s ochtends koud, maar later rond de 28 graden in de zon.
We rijden vanuit de lodge naar Maun, waar we tanken bij Engen. Vervolgens
rijden we zonder af te slaan in één rechte lijn naar Ghanzi in de
Kalahari-woestijn. Het is eigenlijk geen woestijn maar een halfwoestijn,
omdat het er veel meer regent dan in woestijngebieden. Het is ook overal
groen. Er groeit gras, maar ook struiken en bomen. Hier en daar zijn er ook
meren en riviertjes. Het is wel erg leeg. We komen hooguit 3 of 4 dorpjes
tegen over een rit van bijna 300km. We komen langs twee checkpoints, waar we
op levensmiddelen worden gecontroleerd en door een ontsmettingsbad moeten
met de schoenen en de auto. Na 3 uur komen we in Ghanzi aan. Het is voor
Botswaanse begrippen een stad en een regionaal centrum met vooral veel
supermarkten en goedkope kledingwinkels. Midden in het dorp staat het
Kalahari Arms hotel. We hebben een ruime (familie) kamer in een rond chalet
bij het grote zwembad. We lunchen eerst in het restaurant. Ik neem een
Russian met friet. Dat is een worst met een droge korst. Daarna rusten we
wat uit en vervolgens verkennen we de winkels. We doen wat boodschapjes bij
de Spar en bezoeken het cultureel centrum van de San (bosjesmannen) waar we
een souvenirtje kopen.
De middag brengen we luierend aan het zwembad door. We gaan er ook in,
maar het is wel erg koud. Niet te koud om wat baantjes te kunnen trekken. We
drinken een biertje dat we bij de naastgelegen slijterij hebben gekocht.
’s Avonds eten we in het hotelrestaurant. Meer keus is er niet. Het eten
is lang niet slecht. Erik neemt een champignonsoep en vervolgens rundvlees.
Ik een garnalencocktail (heel kleine garnaaltjes) en een Delta brasem.
Weer: in de ochtend 11⁰C. Daarna warmt het op naar 26⁰.
Andere Reisverslagen | ||
terug | verder |