Portugal

deel 3

Zaterdag 26 mei 2001

We beginnen de dag waar we gister zijn geëindigd: bij de universiteit. We maken wat foto's, Universidade Velhahetgeen gisteren wat moeilijk was omdat de zon verkeerd stond. Na de fotomakerij dalen we weer af naar het centrum. We drinken koffie op "ons terras" op het Santa Cruz plein. Daar is op dat moment een folklore festival aan de gang, gepaard met de gebruikelijke muziekjes, dansjes, klederdrachten en zelfgebakken koekjes. We lopen naar de rivier, steken die via de grote brug over en lopen naar de ruïne van het oude Santa Clara klooster. Van het klooster is niet veel meer overgebleven. Oorspronkelijk lagen hier koningin Ines en koningin Isabel begraven. Isabel was de vrouw van Koning Dinis (1279-1315), die veel van haar rijkdom weggaf aan de armen, dit tot ergernis van haar man. Haar wonder voerde ze uit toen ze betrapt werd bij het smokkelen van een lading goud voor de armen. Toen ze gevraagd werd wat er in haar tas zat, antwoorde ze: "bloemen". Bij het openen van de tas trof men daadwerkelijk bloemen aan. Koningin Ines was de geliefde van de latere Koning Pedro (1320-1367). Ines was Spaanse hetgeen voor Pedro's vader Koning Alfonso IV een onoverkomenlijk bezwaar was. Het paar trouwde toch in het geheim, waarop Alfonso Ines liet  vermoorden in Coimbra in 1355. Pedro kwam in opstand tegen zijn vader. Toen Pedro uiteindelijk koning werd liet hij de moordenaars terechtstellen en sneedt persoonlijk hun harten uit. Hij liet Ines opgraven en zette haar ontbindende lijk op de troon naast hem en dwong de hovelingen haar hand te kussen. Ines en Pedro liggen nu in Alcobaça begraven. Isabel ligt nu in het nieuwe Santa Clara klooster. Dat ligt een korte klim verwijderd van het oude. Het klooster zelf is nu een kazerne en militair museum, maar de kloosterkerk is nog volop in bedrijf. Onze bezichtiging van de kerk wordt ruw verstoord door een bruiloft die op het punt stond te beginnen. Vanaf het plein voor het klooster hebben we een schitterend uitzicht op de oude stad van Coimbra aan de overkant van de Mondego. Terug in de stad lunchen we op het drukke Praça de Commercio waar een rommelmarkt gaande is.

's middags rijden we naar  Lousã een dorpje ten zuidoosten van Coimbra. Het is weer snikheet en in Lousã durven we nauwelijks de auto uit. We rijden omhoog de bergen in naar een kleine kasteelruïne. Deze biedt een mooi uitzicht op een kerkje op een heuvel verderop. Vervolgens rijden we door de prachtige valei van de Mondego terug naar Coimbra.

's avonds eten we wederom bij O Trovador , waar tijdens het maal een trio fado muzikanten optreedt. Hiervoor wordt een kleine toeslag op de rekening gezet. Het optreden is nogal plichtmatig, maar misschien zijn we wel verwend door het spontane optreden gister in Diligência. Het eten was weer uitstekend en voldaan slepen we ons de berg op naar het pension.

Zondag 27 mei 2001

We verlaten Coimbra en rijden via een aantal tolwegen naar Óbidos. Óbidos is een klein Pousada Óbidosvolledig ommuurd stadje. In een hoek van de stad bevindt zich een kasteel, dat ook als koninklijke residentie heeft dienst gedaan. Hierin is de Pousada (Castelo) gevestigd, waar we twee nachten zullen doorbrengen. De locatie is prachtig. Vanaf de kasteelmuur kijken mijlenver de omgeving in. We lunchen in de Pousada. Na de lunch rijden we naar Foz de Arelho, een badplaats, op zo'n 15 km afstand van Óbidos. Het is snikheet en we hebben zin in het strand. Onze teleurstelling is dan ook groot als we merken dat het strand in de mist is gehuld. Het is er helemaal niet warm en zonnig. Na een uurtje hebben we het wel gehad en rijden terug. In Óbidos is het nog wel lekker en we genieten van de rust en het uitzicht op het terras van de Pousada op de kasteelmuur.

We dineren in de Pousada, met uitzicht op de omgeving. Daarna gaan we nog wat drinken in het inmiddels uitgestorven stadje.

Maandag 28 mei 2001

Het ontbijt verloopt wat ongeregeld. De ober is lange tijd afwezig en beweegt wat traaÓbidosg (slecht geslapen?). We verkennen het stadje, dat rond koffietijd wordt overspoeld met dagjesmensen die in touringcars worden aangevoerd. De kerk van Óbidos is wel de moeite waard. Verder zijn er veel souvenirwinkels en straatjes die prachtig zijn zodra de toeristen weer weg zijn, maar dat is pas na 2 uur 's middags.

We rijden naar Alcobaça. Daar staat de voormalige cisterciënzerabdij van Santa Maria. De orde werd in 1834 ontbonden. Het klooster had een reputatie hoog te houden op het gebied van het "rijke Roomse leven". In de kerk werd constant een mis opgedragen, maar bekender waren de broeders om luxe levensstijl met vorstelijk maaltijden en drinkgelagen. De abdijkerk is ondanks haar barokke uiterlijk van binnen hersteld in  haar romaanse eenvoud, met uitzondering van het Manuellijnse (= decoratieve portugese stijl uit de 16e eeuw) toegang tot de sacristie. In de kerk staan de graven van Koning Pedro en Isabel (zie zaterdag), met de voeten naar elkaar toe. Op die manier zullen zij als zij op de dag des oordeels zouden opstaan elkaar meteen in de ogeKlooster Alcobaçan kunnen kijken. De enorme keuken is een weer een hoogtepunt. De gigantische schoorsteen neemt een belangrijke plaats in. De monniken hadden zelfs de loop van de rivier omgeleid door de keuken, zodat de vis automatisch werd aangevoerd. Het eetfestijn kende wel één beperking: monniken konden de refter (eetzaal) slechts bereiken via een smalle deur. Degenen die er niet doorkonden, moesten een aantal dagen vasten. In de Koningszaal staan beelden van alle konigen tot koning José die in 1777 overleed. 

Na het bezoek aan het klooster lunchen we op een pleintje ernaast. We rijden daarna verder naar Nazaré, een badplaats. Het was ooit een pittoresk vissersdorpje, waar de vissers hun schepen op het strand trokken. Het massale toerisme heeft het karakter van het dorp wel geweld aangedaan. We krijgen bijna een bekeuring als we een doorgetrokken streep over rijden (hetgeen alle Portugezen minimaal een aantal keren per dag doen, maar toch). Tot overmaat van ramp hebben we de autohuurpapieren niet bij ons, die liggen in het hotel in Óbidos. We mogen desondanks doorrijden. We nemen de funicolar (een bergbaantje) naar de top van de berg, die Nazaré overschaduwd. Vanaf grote hoogte ligt het plaatsje er toch prachtig bij. De vissersschepen zijn inmiddels verplaatst naar een nieuwe haven ten zuiden van Nazaré.

We volgen de kust naar San Martinho do Porto, waar volgens onze Rough Guide een rustig strand bij het gehucht Gralha moet zijn. Het kost enige moeite, maar we vinden het uiteindelijk wel. Inderdaad, het is zo goed als verlaten. Zwemmen is niet aan te bevelen, aangezien de Atlantische Oceaan een gevaarlijke onderstroom heeft hier.

's avonds eten we in de Estalegem do Convento een uitstekend restaurant, dat zich kan meten met de  Pousada.

Dinsdag 29 mei 2001

We rijden naar Leiria. Hoewel het maar 60 kilometer van Óbidos ligt, doen we er 2 uur over. De wegen zijn smal en overvol. In Leiria zelf kost het wat moeite een hotelkamer te vinden. Twee adressen zijn vol, een derde bestaat niet meer. We vinden uiteindelijk  een kamer in hotel Eurosol, een zakenhotel, dat de sporen van de jaren zeventig nog niet heeft kunnen uitwissen. De receptionist raakt in verwarring als blijkt dat het tweepersoonsbed voor twee mannen is bedoeld, maar hij geeft zich snel gewonnen. De bell boy is wat meer van zijn stuk en probeert ons zoveel mogelijk te ontlopen in de dagen die volgen. We lunchen in het hotelrestaurant, dat zich op de bovenste etage bevindt en een mooi uitzicht heeft. 's middags vraag ik bij de receptie waar ik een emailtje kan versturen. De receptionist neemt me meteen het kantoor in, stuurt een administratieve collega van haar werkplek weg en laat me m'n gang gaan. Wat een service! Ik voel me toch wat opgelaten en houd het kort. Later vinden we in de stad een internetcafé in een boekhandel. Daarna brengen we een bliksembezoek aan het kasteel van Leiria (de enige bezienswaardigheid hier), want Erik heeft 's middags nog een afspraak in het hotel voor een massage. Ik ga onderwijl even zwemmen in het zwembad. De afkoeling kan ik goed gebruiken: het was vandaag 38 graden.

's avonds eten we heel eenvoudig in een buurtrestaurantje. Wel aardig en spotgoedkoop.

Woensdag 30 mei 2001

Leiria mag dan zelf niet veel bezienswaardigheden hebben, het ligt wel strategisch om de omgeving te verkennen. We beginnen onze tocht van vandaag in Fatima. Het meest voor de hand liggende reisdoel in de streek. In Fatima verscheen in 1917 de maagd Maria in een eikenboom aan drie herderskinderen. Twee van hen konden daar maar kort van nagenieten, aangezien ze twee jaar later tijdens een griepepidemie bezweken. Het wonder werd met scepsis begroet. De anti-religieuze regering beschuldigde de kerk van een publiciteitsstunt om haar blazoen op te poetsen. De kerk was bang voor een "vals alarm". Maar bij de derde verschijning zagen 70.000 getuigen het "wonder van de zon". Daarna was er geen houden meer aan. ZiekenFatima werden genezen, blinden konden weer zien, lammen weer lopen, stommen spreken: het kon niet op. Gek genoeg konden alleen de kinderen Maria zien en horen en alleen Lucia, de oudste kon met haar spreken. Aan haar werden de drie geheimen van Fatima verteld. Het eerste was dat er vrede zou  komen (de 1e wereldoorlog was in volle gang op dat moment), het tweede was dat Rusland bekeerd zou worden en in vrede zou voortgaan. Als dat niet gebeurde zou Rusland haar fouten over de wereld verspreiden en de kerk vervolgen. Dit was een paar weken voor de Russische Oktoberrevolutie. Het derde geheim, bleef dat ook. Het lag lange tijd in burealade van de paus in het Vaticaan. Nu schijnt Lucia, het overlevende herderskind het toch te hebben geopenbaard.

De basiliek dateert uit de 50'er jaren en is vooral erg groot. Er hangen gigantische portretten van de herderskinderen aan de gevel. Er is altijd wel een druk bezochte mis gaande. Het plein voor de basiliek is groot genoeg om een flinke Boeing te laten landen, lijkt het wel. Twee keer per jaar vinden hier gigantische bijeenkomsten plaats. Rond de kerk is een verkeerscirculatieplan en een onafzienbare hoeveelheid parkeerplaatsen. Voor de basiliek staat ook de verschijningskapel die vol zit met devote pelgrims. De oorspronkelijke eik is vervangen door een nieuwe, aangezien de oude door de pelgrims is gesloopt. Een flink aantal van hen bereikt de kapel op de knieën (als penitentie), soms zelfs op blote knieën - en dat in de brandende zon. We zijn wel onder de indruk van zoveel devotie. In het dorp zelf struikel je over de souvenirwinkels die elk mogelijke vorm van kitch aanbieden, waarbij de grenzen van smakeloosheid nadrukkelijk worden verkend zoniet ver overschreden.

Na Fatima rijden we naar Batalha. Hier staat een groot (voormalig) klooster ter nagedachtenis aan de slag bij Aljubarotta (1386), waarbij de Portugezen, met steun van Engelse boogschutters de Spanjaarden uit Portugal verjoegen. Het verdrag van Windsor uit dat jaar verbindt de twee landen sindsdien tot op de dag van vandaag. De  kerk heeft duidelijk invloeden ondergaan van Engelse kerkbouwstijlen. Meteen rechts van de ingang is een kapel waarin een flink aantal koningen en prinsen uit het huis Avis liggen begraven, waaronder Hendrik de Zeevaarder. Deze prins, die zelf niet kon varen, stimuleerde de ontwikkeling van de Portugese zeevaart en de ontdekkingsreizen. In het klooster staan soldaten op wacht bij graven van onbekende soldaten. Eén uit de 1e wereldoorlog en één gesneuveld in de koloniale oorlogen in Afrika. Achter het klooster staan de Capelas Imperfeitas (onafgemaakte kapellen). Een apart gebouw, waarvan de bouw is begonnen onder Koning Duarte in 1437. Het moest een groots mausoleum worden, maar de bouw werd sterk veranderd door de architecten van koning Manuel I. De toegang is 15 meter hoog en elke centimeter muur en pilaar is bewerkt met gedraaide gebeeldhouwde vormen van planten en bladeren. Dom Duarte en zijn vrouw liggen hier begraven, maar de bouw werd na een paar jaar afgebroken.

Na Batalha rijden we naar Mira de Aire. Hier zijn een aantal grotten te bewonderen. We dalen onder begeleiding van een gids, die wat Duits spreekt (en "heel mooi" kan zeggen) zo'n 110 meter af. Trappen zijn uitgehouwen in ruimtes  met prachtige stalagmieten en stalaktieten. De grotten zijn ontdekt in 1947.

's avonds eten we in Leiria bij Aquario, een eenvoudig restaurant, maar met prima eten. We nemen nog een lekkere cocktail (Caiparinha) op een terrasje op het Largo Cándido dos Reis, waar een aantal bars en café's zijn geconcentreerd.

 

 

Andere Reisverslagen
terug
verder