Woensdag 29 augustus 2007
We rijden vanmorgen naar het Glenlivet
Estate. Dit is een kroondomein van 23.000 ha., dat toegankelijk is voor het
publiek en waarin zich ook een aantal dorpen bevinden. Er zijn diverse
bewegwijzerde wandelingen te maken. We kiezen de Glenbrown and Kylnadrochit
wandeling nr 8 die 6,75km lang zal zijn. De route is licht heuvelachtig en biedt
prachtige uitzichten over de omgeving en over de heide. We zien regelmatig
schapen en konijnen, maar geen groot wild. Op sommige plekken is het flink
modderig, maar nooit onbegaanbaar. Na 2,5 uur zijn we weer terug bij het
beginpunt nabij Tomintoul. Prompt begint het te regenen. We rijden naar
Tomintoul (spreek uit "tom-in-towel") en lunchen in restaurant
Clockhouse op het centrale plein. Tomintoul ligt op bijna 400m hoogte en
is ontstaan na 1745 toen landeigenaren in paniek raakten na opstanden van
pachters en de mensen van het land dreven en samenbrachten in geplande dorpjes,
waar ze beter in de gaten konden worden gehouden. Na de lunch rijden we via
Dufftown naar Craigelachie. Dufftown heeft een grote concentratie aan
distilleerderijen, waaronder die van Glenfiddich,
het bedrijf dat in de jaren 70 als eerste begon met single malt whisky te maken.
Het was een groot succes en vele distilleerderijen volgden door over te
schakelen van Blended naar Single Malt Whisky. Dufftown claimt de "Malt
Whisky Capital of the World" te zijn. In Dufftown wordt meer opbrengst voor
de rijksschatkist gegenereerd per hoofd van de bevolking dan enig andere
gemeente in Groot-Brittannië. Er zijn in totaal 9 distilleerderijen in en rond
het plaatsje. We rijden door en stoppen bij de Speyside
Cooperage, aan de rand van Craigellachie, voor een rondleiding. Het is een
self guided tour door een tentoonstelling, die de geschiedenis van het maken van
whisky vaten laat zien. Vervolgens zien we een film, waarna we een
bezoekersgallerij op kunnen gaan, vanwaar we zicht hebben op de kuipers, die
vaten repareren voor de whiskyindustrie. Een gids legt ons het een en ander uit.
De kuipers werken tegen stukloon en maken ongeveer 45 uur per week. De verdienste is
goed, verzekert de gids. We hoeven echt geen medelijden te hebben. Van gewone
vaten maken ze er tot 20 per dag. Whisky vaten worden van eikenhout gemaakt, dat
vanuit de VS en Canada wordt geïmporteerd. Vaten worden na gebruik door de
distilleerderijen ter reparatie en onderhoud aangeboden. Gemiddeld worden de
vaten 3 tot 5 keer gebruikt. De whisky rijpt 10 tot 18 jaar in een vat.
Na een korte pauze in ons B&B gaan we weer naar de
Highlander Inn voor een biertje en een pubmeal. Het eten is weer prima eten en
de service uiterst vriendelijk . Na het eten doe ik een whisky flight, dat wil
zeggen een proefselectie van 6 whiskies. In mijn geval single malts uit Speyside,
de streek waar we nu zijn en waar de meeste distilleerderijen zitten (wel meer
dan 40). Je krijgt er een proefformulier bij. De glaasjes staan in het gelid op
een speciaal plankje en zijn afgedekt met een glazen dekseltje om de geur te
behouden. Voor de gelegenheid worden de flessen ook op tafel gezet. Een waar
genoegen om de whiskies goed in geur en smaak tot me te nemen. Terug in het
B&B kijken we nog naar de voetbalwedstrijd Celtic tegen Spartak Moskou.
Celtic wint na penalties en mag meedoen aan de Champions League. Vennegoor of
Hesselink mist in de wedstrijd nog een strafschop, maar schiet in de series wel
raak. De volgende dag wordt het heugelijke feit breed uitgemeten in de Schotse
pers.
Weer: begin met zon, daarna bewolkt en regenbui. Daarna
weer droog. 16 graden.
Donderdag 30 augustus 2007
Craigellachie - Inverness 97km
Na het ontbijt gaan we op weg naar Inverness. Hier
gaan we direct naar Kwik Fit voor een reparatie van de band. Hertz had ons laten
weten dat we daar de reparatie moeten laten uitvoeren. Later zal blijken dat
repareren niet meer mogelijk is en de band vervangen moet worden. Kosten: 98
pond. Ons B&B ligt 15 minuten buiten Inverness, in Dores aan het Loch
Ness. John en Glen hebben een keurige B&B, Pottery
House genaamd, met een ruime kamer, die modern is ingericht. Vanuit onze
ruime kamer zien we door de bomen heen Loch Ness liggen. Geen monster te
bekennen.
Terug in Inverness lunchen we bij Café One. Inverness is
niet echt een aantrekkelijke stad. Er zijn weinig historische gebouwen en de
nieuwe gebouwen tonen wel heel erg weinig architectonisch raffinement. De stad
noemt zich zelf de hoofdstad of de gateway to the Highlands. Dat is
waarschijnlijk wel terecht, want er zijn verder helemaal geen steden in de
Highlands. Het zal ook de enige plaats blijken te zijn in de Highlands met
enigszins behoorlijke winkels, bioscopen, theater en iets wat lijkt op een
uitgaansleven, die we tegen gaan komen. Wij gaan naar het Kilt Making
Centre. Dit is gevestigd boven een kledingzaak gespecialiseerd in typisch
Schotse kledij. Er is een kleine tentoonstelling met een blik op het
naaiatelier, waar een vijftal dames aan de kilts werkt. De tentoonstelling
vertelt in het kort de geschiedenis van de Kilts en Tartan, de stof waarvan ze
gemaakt worden - althans een wat geromantiseerde versie daarvan. De waarheid is
dat de oorspronkelijke kilts gemaakt werden van een bijna waterdichte stof,
Helande genoemd, die geweven werd van wol van inheemse schapen. De kleuren waren
helder, maar zacht en boden een vorm van camouflage in de heuvels. Het was een
soort toga die om het middel werd gewikkeld en vervolgens over de schouder
geslagen. Echt populair werd tartan pas toen Sir Walter Scott, de
schrijver/advocaat het ging verheffen tot nationaal symbool om de eigenheid van
Schotland te benadrukken. Hij nodigde in 1822 koning George IV uit naar
Edinburgh en hulde de vorst in een kilt en vleeskleurige kousen. Toen koningin
Victoria Schotland ontdekte als vakantiebestemming werden Tartan en Kilts
definitief synoniem met Schotland. De schreeuwende motieven van de tartans en de
gecultiveerde en geregistreerde patronen per clan zijn in werkelijkheid een 19e
eeuwse romantiserende uitvinding en geen eeuwenlange traditie. Maar dat kan de
Schotse toeristenindustrie natuurlijk niets schelen. Tartan verkoopt, met name
aan nakomelingen van Schotse emigranten. Tegenwoordig hangen in de Kilt
winkels lijsten getiteld "What's my tartan?". Je moet of een of andere
manier verwant zijn aan een clan om een bepaald type tartan te mogen dragen.
Daarvoor worden genealogische hoogstandjes uitgehaald. Een "echte" kilt
bestaat uit zo'n 4 meter stof en kost ruim 300 pond. De andere attributen als
jasje, buidel, mes, sokken en schoenen verdubbelen dat bedrag voor een complete
outfit. De meeste Schotten dragen dit ensemble op bruiloften of andere formele
gelegenheden.
We drinken nog wat in een pub voor we weer naar Dores gaan
om onze kamer te betrekken. We rusten wat uit, wandelen wat langs de oevers van
Loch Ness en gaan dan weer de stad in voor een aperitief bij Pivo, een trendy
lounge bar. Het maakt deel uit van een keten, gespecialiseerd in Tsjechische
bieren. Pivo betekent bier in het Tsjechisch. We dineren in de Mustard
Seed. Een groot restaurant, leuk ingericht in een voormalige kerk. Het
restaurant zit stampvol en het eten is okay, maar overstijgt niet het eetcafe
niveau. We drinken koffie in een koffietentje en gaan dan op zoek naar een
rustige bar. Het Glen
Mhor hotel heeft een prima lounge bar, maar is wel erg stilletjes. Terug naar
Dores.
Weer: bewolkt. Soms wat regen. 14 graden
Vrijdag 31 augustus 2007
Inverness - Cromarty - Thurso
189km
Na het ontbijt rijden we naar de Black Isle, een
schiereiland ten noordoosten van Inverness. In het plaatsje Cromarty
helemaal aan het einde van de Cromarty Firth,
ongeveer 45 minuten buiten Inverness, gaan we een dolfijnen boottocht
maken met Ecoventures.
Reserveren is noodzakelijk om teleurstellingen te voorkomen. Het
bedrijf wordt geheel door vrouwen geleid. We varen met een
rubberboot voor 12 personen de baai op om dolfijnen te spotten. In de Cromarty
Firth zien we niets, maar als we via een zeeëngte buitengaats in de Noordzee
(hier toch wat benepen de Moray Firth genoemd) komen zien we groepjes dolfijnen
duiken en springen. Een erg leuke ervaring. Telkens zien we ze weer op een
andere plek opduiken, zelfs heel dichtbij. Ze lijken ons te volgen en zo nu en
dan nieuwsgierig te bekijken. Het zijn tuimelaars, die ongeveer 3 meter lang
kunnen worden. Later varen we langs de kust en zien we vele
watervogels, zoals Aalscholvers en Drieteenmeeuwen. Na twee uur zetten we weer
met hoge snelheid en stuiterend over de golven koers naar de haven van Cromarty.
We rijden naar Rosemakie, waar we lunchen in de Plough Inn. Dan begint de lange
rit naar Thurso. De route voert over de A9 langs de noordzeekust en bijna drie
uur later komen we in Thurso aan. Tigh
na Abhainn is
een eenvoudig Guest house, dat vol staat met prullaria. De kamer is wel ruim en
schoon, maar de douche (met vloerbedekking en veel poppetjes en andere onzin) is
op de gang. We gaan het stadje in , dat niet zo veel voorstelt. De belangrijkste
winkelstraat is de Rotterdam Street (!), dus dat spreekt duidelijk in het
voordeel van Thurso. We drinken een pint in Joe's Top Bar en eten later in Le
Bistro, het enige restaurant van een soort allure. Later op de avond wandelen we
langs de kust en nemen we een afzakkertje in een pub, The Grove Lounge, en
vermaken ons tussen de locals.
|