|
Deel 2 |
|
Vannacht zijn met het schip Pascal Paoli van Corsica Linea van Marseille naar Bastia gevaren. Om 7 uur staan we op en gaan we ontbijten in het boordrestaurant. Het ontbijt is redelijk compleet. Om 8 uur leggen we aan. Het ontschepen is net als de inscheping in Marseille ook weer niet erg fraai. Op dek 3 kunnen we via een klein deurtje op een loopplank een trapje naar de kade bereiken. Daar kunnen we nog net in de volle bus naar het havengebouw. Vanaf de terminal is het 5 minuten lopen naar het appartement, dat we via Airbnb hebben geboekt. We halen de sleutel op bij de bakker om de hoek. Onze gastheer Sébastien - die we niet zullen ontmoeten - heeft dat zo geregeld. Het appartement is prima in orde. Het ligt op de 4e etage, maar er is een kleine lift. We rusten even uit en gaan dan boodschappen doen bij de Spar. Het is vandaag niet alleen zondag maar ook 1 mei. Vandaar dat er niet veel open is. Na de boodschappen te hebben gedaan verkennen we de stad. We lopen door de rue Bonaparte in het laaggelegen stadsdeel Terra Vecchia naar de Vieux Port. Een leuk haventje met jachten en oude huizen eromheen. We lopen om hoog naar de Terra Nova, het hooggelegen stadsdeel dat de Fransen na hun verovering van Corsica op de Genuezen van een vesting voorzagen. Hier staan een paar interessante kerken. We lopen terug naar de Vieux Port en lunchen Chez Huguette. Het is een heerlijke maaltijd met o.a. Spaghetti à la boutargue en een gegrilde zwaardvis. We lopen terug naar het appartement. In de namiddag gaan we weer de stad in. Die is nu uitgestorven. Veel restaurants zijn dicht of hebben de keuken dichtgedaan. We drinken een coctail aan de Oude haven en vinden uiteindelijk een plek om te eten bij Chez Mémé aan de kade. Redelijk eten, maar de bediening is wat slordig.
Weer: wisselend bewolkt. Max 19 graden rond het middaguur. ’s Middags gaat het regenen met zo nu en dan onweer. Het wordt fris met wind van zee. 14 graden
Na het ontbijt in ons appartement gaan we koffiedrinken bij de bakker om de hoek “le Blé d’or”. Vandaar lopen we naar de Europcar een straat verderop. We krijgen de keuze uit een Peugeot 2008 of 5008. Dan is de keuze snel gemaakt. We rijden de stad uit richting St Florent, een klein havenplaatsje aan de Noordkust. Hier drinken we koffie en bekijken de citadel. De kerk is niet toegankelijk vanwege een begrafenismis. We rijden verder en gaan ronde maken over de Cap Corse, het noordelijke schiereiland aan Corsica. We rijden met de klok mee en dus aan de bergzijde van de kustweg. De weg slingert zich langs de bergwanden en we maken niet veel snelheid. Vijftig jaar geleden konden de meeste dorpen op de Cap Corse alleen over zee worden bereikt. Na een uur komen we in Nonza. Een klein dorpje met een kerk en een burchtruïne, vanaf waar we een mooi uitzicht op de ruige kust hebben. We rijden verder terwijl het begint te regenen. Na nog een uur gaan we van de weg af naar een restaurant bij een strand, dat nog helemaal verlaten is. Het restaurant is tot onze verassing wel in bedrijf, al zijn wij de enige klanten wijd en zijd. Na de copieuze lunch hervatten wij onze tocht naar Centauri. Centauri ligt tegen de bergwand aangeplakt, terwijl beneden langs de kustlijn een vissershaven ligt, Centauri-Port. De geschiedenis van het vissersdorp gaat terug tot het begin van onze jaartelling toen de Romeinen zich hier vestigden. Vandaar steken we over naar de Oostkant van de Cap Corse en rijden vervolgens zuidwaarts naar Bastia. Deze kant heeft bredere wegen, die ook veel minder slingeren. We rijden nu ook langs de wijngaarden van de Cap Corse appelation. De oostkant is zonniger en minder blootgesteld aan wind en regen. In drie kwartier rijden we van Centauri naar Bastia. We besluiten 's avonds in het appartement een broodje te eten.
Weer: regen, 14 graden. In Bastia 19 gradenErik haalt vers brood bij de bakker en we ontbijten in het appartement. Dan is het tijd om in te pakken en te gaan. We rijden eerst in Zuidelijke richting Bastia uit en dan naar het westen, door de bergen naar Calvi, in het noodoosten. Daar komen we rond 12 uur aan in Hostellerie de l'Abbaye, gevestigd in de voormalige kerk van een francicanerklooster uit de 16e eeuw. De kamer is ruim en het hotel comfortabel. We nemen een lichte lunch bij cafe de Marly. Later in de middag gaan we wat drinken op een van de vele terrassen aan de jachthaven. Er ligt een klein cruiseschip uit Malta in de haven. Vanaf het terras hebben we een mooi uitzicht op de haven en op de citadel die boven Calvi uittorent. Deze citadel is in de 15e eeuw gebouwd door de Genuezen en werd in 1794 door een Britse vloot onder bevel van admiraal Nelson zwaar beschoten. Als het cruiseschip uitvaart wordt het veel stiller in Calvi. Het seizoen is hier nog niet begonnen en de meeste terrassen zijn vrijwel leeg. We gaan terug naar het hotel. Later gaan we er weer op uit en eten een pizza bij restaurant le Chalut met uitzicht op de haven. Vervolgens lopen we weer naar het hotel.
Weer: zonnig en 20⁰
We gaan naar de haven voor een kopje koffie. Na de koffie lopen we
naar de Citadel. Dat is nog een flinke klim. Midden in de citadel
bevindt zich een kerk, die tot 1790 de kathedraal van Calvi was en aan Johannes de Doper is gewijd. Hier
wordt het kruis bewaard, waarmee men het Turkse beleg in de 1555 eeuw
denkt te hebben afgewend. Van een ruïne van een huis iets verderop wordt door de
Calvianen beweerd dat het de geboorteplek van Christophorus Columbus
is. Daar is vrijwel geen historisch bewijs voor. Columbus komt voor
zover wij weten uit Genua. In de Citadel is ook nog een kazerne, die nog steeds wordt gebruikt.
In de middag gaan we met de auto naar Sant’Antonino, een bergdorpje op 12km afstand van Calvi. Het staat te boek als een van de mooiste dorpen van Frankrijk. Het is ieder geval heel mooi gelegen boven op een bergtop en de uitzichten zijn adembenemend. Voor je het dorp in kunt moet je parkeren op de betaalde parkeerplaats, die 2 euro kost. De smalle straatjes en steegjes van Sant'Antonino slingeren zich rond de heuveltop naar boven. We lunchen hier bij La Voûte met een mooi uitzicht op de wijde omgeving. Na de lunch kijken we nog wat rond in Sant’Antonino voor we verder rijden naar Pigna. Dat ligt een paar kilometer verderop en is een gereconstrueerd dorp van oude huizen. Ook hier een betaalde parkeerplaats voor 2 euro. Pigno heeft kleine straatjes, steegjes en trapjes, maar het enige leven zit in de restaurantjes aan de rand. Het dorp is gebouwd door oude historische woningen en gebouwen te verplaatsen naar deze locatie. Het is dus een openluchtmuseum. Met een mooi uitzicht, dat moet gezegd. We drinken wat in de warme zon voor we weer terugrijden naar Calvi.
’s Avonds wandelen we langs de Quai Landry langs de jachthaven. We drinken een aperiteif en strijken neer voor het diner bij La table de Sabine. Dit is het enige restaurant langs de kade met een klasse uitstraling en dat vertaalt zich ook in een uitstekende kaart en gerechten. Ook de bediening is uitstekend. We genieten van de vis en de wijn.Weer: Zon. 21⁰
In Nederland is het nu bevrijdingsdag, maar in Frankrijk natuurlijk niet. Wel valt het samen met hemelvaartsdag en iedereen is vrij. Wij rijden na de koffie naar Porto via de kustweg. Die begint bij de citadel van Calvi. De weg slingert hevig en het wegdek varieert in kwaliteit. Soms wordt het smal. Het uitzicht op de zee blijft prachtig. Het is erg rustig op de weg. Toch gaat het erg langzaam, omdat de weg geen hoge snelheid toe laat. Dorpen komen we ook nauwelijks tegen, zodat we pas na anderhalf uur nadat we de D81B hebben verruild voor de veel bredere en minder kronkelige D81. We drinken in Galeria een kopje koffie. Daarna gaat het wat vlotter richting Porto. De weg voert ons weer omhoog over een bergrug, waar vele wielerfanaten een tussenstop maken. Dan gaat het weer naar beneden naar Partinello. Dan is het niet ver meer naar onze bestemming Porto, de havenplaats van het dorp Ota aan de oevers van het riviertje Porto. Alles draait hier om het toerisme. Als we aankomen is het er erg druk met dagjesmensen die een boottochtje komen maken. Er zijn ook veel hotels en restaurants. We hebben gereserveerd bij hotel La Belvedere. De kamer is niet groot, maar voorzien van alle gemakken en heeft een balkon met uitzicht op de haven en de zee. Wat wil je nog meer?
We rusten even uit en eten vervolgens een snack aan de haven. Dat valt tegen. De cheesburger is niet eens lauw en nogal rauw. De dichtstbijzijnde ATM is bijna een kilometer lopen, maar het is wel een aardige wandeling. Aan het eind van de middag trekken de meeste toeristen weg en wordt het een stuk rustiger. ’s Avonds eten we in het restaurant van La Belvedere, dat een nog mooier uitzicht heeft en een chique uitstraling. Zakelijk staat het los van het hotel. We nemen het menu van 21 euro dat ons zeer goed bevalt: vissoep, filet van zeebarbeel en een nagerecht.
Rond een uur of 9 wordt het fris op het terras en wordt het tijd om terug te gaan naar de kamer.
Weer: zon en 22⁰
We ontbijten in de hal van het hotel. Het is eenvoudig, maar het meeste is gewoon aanwezig. Hierna drinken we koffie nabij de haven bij Hotel Monterosso. Na de koffie rijden we Porto uit, de brug over naar de linkeroever en dan de bergen in van de Calanches of Calanc, de rode rotsen, waar deze streek zo bekend om is. Ze zijn 300 miljoen jaar geleden ontstaan bij een botsing van tectonische platen, waarbij Corsica boven het wateroppervlak uitsteeg. We beginnen aan een wandeling bij “la Tête du chien”, de “Chemin de Château-fort”. Het terrein is moeilijk en te zwaar. Na 15 minuten geven we het op. De totale wandeling zou een half uur enkele reis zijn geweest. We rijden verder naar Piana, een dorpje aan het einde van de Calanches. Een veel rustiger dorp dan Porto. We drinken hier koffie en kijken even rond voor we weer terugrijden. Onderweg nemen we foto’s van de mooie rotsen en de baai. Hier en daar is de weg zo smal dat we achteruit naar een uitwijkplaats moeten rijden. Het verkeer wordt allengs drukker, vooral met motoren en bussen.
Terug in Porto eten we bij Hotel Monte Rosso (mosselen) en kopen we kaartjes voor een boottocht met Corse Adrénaline langs de Calanches.
’s Middags rijden we langs de Gorges de Spelunca, een canyon tussen Ota en Evisa. Een mooie kloof, waar de D84 langs loopt. Onderweg komen we loslopende koeien, geiten en varkens tegen, die op en langs de weg lopen. In Evisa drinken we wat en rijden dan weer terug.
Om 17.30 gaan we met François Xavier, visserszoon uit Piana en eigenaar van Corse Adrénaline met een 12-persoons snelle boot de baai op om de Calanches vanaf het water te bekijken. François is een vrolijke gids die veel vertelt en de sfeer er in houdt. We varen een paar grotten in, wat ook erg leuk is. We hebben ons wat warmer aangekleed, want ’s avonds koelt het behoorlijk af en de boot vaart zo nu en dan erg hard.
Terug in Porto eten we wederom bij Hotel Monte Rosso.
Weer: zonnig 20⁰
We hebben de auto aan de overkant van de rivier geparkeerd (daar is het gratis) en dus moeten we over de stijle voetgangersbrug de rivier oversteken. We rijden vervolgens richting Evisa, weer langs de Spelunca, waar we gisteren ook al reden. De varkens, koeien en geiten zwerven nog steeds langs de weg en soms er ook overheen. We rijden naar Corte, de grote plaats van centraal Corsica. Het landschap onderweg is prachtig. Canyons, bergen en dalen. We stoppen zo nu en dan voor foto’s. We maken wel langzaam voortgang. Het is maar 75 km, maar we doen er ruim 3 uur over. Rond 12 uur komen we in Corte aan en dan moeten we even zoeken naar de juiste weg, de Restonica-vallei in. Na 2 km komen we aan bij Hotel Arena Le Refuge. We krijgen een grote kamer met balkon. Het bed is matig. Het hotel heeft geen restaurant, dus we moeten een 500 meter terug naar de Auberge Restonica voor de lunch. Het ziet er niet erg uitnodigend uit, maar als we die hindernis hebben genomen, blijkt het er erg druk te zijn. We moeten wat langer wachten op ons hoofdgerecht en we nemen dan maar wat vleeswaren om te tijd te overbruggen. De gerechten vallen wat tegen. Het vlees is wat taai, maar de smaak gaat wel.
’s Middags verkennen we Corte. Het was in de 18e eeuw korte tijd de zetel van de onafhankelijke Corsicaanse regering van Pacuale Paoli (1755-1769) nadat het eiland zich van de Genuezen had bevrijd. Paoli wordt overal op Corsica geëerd, maar vooral hier. Paoli stichtte ook een universiteit met gratis onderwijs voor iedereen (hij was een aanhanger van de verlichting). Hij voerde een scherpe machtenscheiding door en oogste veel bewondering van bijvoorbeeld Rousseau en Voltaire als verlicht leider van een relatief achtergebleven volk. De huidige universiteit uit 1986 draagt zijn naam. De Genuezen verkochten in arren moede het eiland aan de Fransen, die het vervolgens veroverden. Paoli’s gewapend verzet verloor in 1769 en Paoli nam de wijk naar Londen om nooit meer terug te keren. De lange winkelstraat Course Paoli komt uit op de Place Paoli, waar middenop het grote beeld van de leider staat. De gebouwen rond het plein vertonen tekenen van verwaarlozing, maar de café’s en restaurants zijn levendig. Hier begint de klim naar de Haute Ville, met zijn steegjes en pleintjes. Daar weer boven is de citadel, waar het Musee de la Corse is gevestigd, gewijd aan Corsicaanse geschiedenis en cultuur.
We drinken een drankje aan de Cours Paoli en later op de avond eten we bij een Italiaans restaurant U Valentinu aan het plein.
Weer: wisselend bewolkt, 15⁰C
We ontbijten in de ontbijtzaal. Het terras buiten aan de snelstromende
Restonica beek is nog veel te koud. Na het ontbijt rijden we
Corte in
en drinken koffie bij het Café de la Place. Dan is het tijd voor de
wandeling van vandaag. We gaan voor de Travignano-vallei. De wandeling
begint achter het museum van Corsica en gaat gestaag omhoog en het
uitzicht wordt steeds mooier.
Na een uur gaan we weer terug. We rijden even terug naar het hotel voor
een opfrisser. Dan gaan we naar Venaco, waar de jaarlijkse kaasbeurs
wordt gehouden. Het is er erg druk en vele boertjes verkopen hier hun
ambachtelijke kazen, honing, ham, azijn, nougat etc. We proeven er heel
veel. We eten nog wat typisch Corsicaanse snacks, zoals beignets en
gaan dan weer terug naar Corte. We drinken wat in de Haute Ville en
gaan dan weer naar het Hotel.
’s Avonds eten we bij U Museu, een restaurant aan de voet van de citadel. We nemen het menu van 23 euro en dat smaakt prima. Ook de wijn erbij smaakt goed.
Weer: bewolkt, 15⁰C
Vandaag vertrekken we
richting Ajaccio langs de N193. De weg is een stuk breder dan de wegen
die we tot nu toe gehad hebben, maar hij slingert toch flink door het
Corsicaanse bergland. We gaan steeds hoger tot we op de col de
Vizzavone zijn. Daarna daalt de weg constant richting Ajaccio. We zijn
nu in het departement Corse du Sud (2A) en niet langer in Haute Corse (2B).
Het wordt ook warmer en zonniger. We zijn rond 12 uur in het hotel
Bonaparte, in het centrum van Ajaccio. De kamer is beschikbaar en we
kunnen ook gebruik maken van de garage van het hotel. We gaan op pad
naar een lunch adres, dat we vinden in de rue Cardinal Fesch.
’s Middag verkennen we de stad. Het geboortehuis van Napoleon is helaas gesloten op maandag. Naar verluidt is er niets te vinden dat nog verbinding met de Bonaparte-familie heeft. Het stadhuis heeft een Salon Napoléonien op de tweede etage. Hier hangen (replica’s) van staatsieprotretten van de Bonapartes en ander parafenalia rond de keizer en zijn familie. Later in de middag bezoeken we het Musee Fesch. Fesch was een oom van Napoleon en bisschop van Lyon. In die functie wist hij een grote kunstcollectie op te bouwen met meesters uit Italië (Bruneleschi, Titiaan, Pisano etc), Spanje en Nederland. Veel van de werken werden door de Franse troepen geroofd uit bezette landen. Fesch liet 1000 werken aan de stad na, die de basis voor de huidige collectie vormen. Er is een tijdelijke tentoonstelling over de (net uitgevonden) fotografie en de rol die dat speelde in de publiciteit rond Napoleon III.
De kathedraal van Ajacccio uit de 16e eeuw is niet groot of bijzonder
mooi, maar bezit wel de doopvont waarin de toekomstige keizer, net 23
maanden oud
werd gedoopt in 1771. We drinken een pastis in bar Grandval, waar een
hele fotocollectie aan de muur hangt met historische opnamen uit
Ajaccio.’s Avonds eten wij restaurant Da Mamma, vlakbij het hotel.
Corsicaanse
keuken. Niet duur, maar wel aardig aan een binnenplaatsje rond een
rubberboom.
We drinken koffie aan de cours Bonaparte voor we richting Filitosa
rijden. Dat is een vindplaats van pre-historische menhirs, verscholen
in het Corsicaanse platteland. Het is bijna anderhalf uur rijden vanaf
Ajaccio, hoewel het maar 60 km is. De weg naar Filitosa is erg bochtig en gaat door kleine dorpjes en
bergen en dalen. We komen er rond half twaalf aan. De menhirs zelf zijn
erg interessant. De geschiedenis van de site gaat zo’n 8000 jaar terug
en is in de 40’er jaren ontdekt door een plaatselijke boer toen hij zijn land aan het omploegen was. Er zijn een
aantal groepen menhirs waarop gezichten, zwaarden en dolken zijn te
zien. Waaarschijnlijk hebben de makers hun vijanden proberen te
verbeelden om die af te schrikken. Die
hebben op hun beurt weer menhirs
verwoest en verwerkt in hun heiligdommen, de torens van de Thoreeen.
Een andere theorie is dat een aantal van de menhirs een rol speelden in
een vruchtbaarheidscultus.
We drinken nog wat in de hitte van wel 29 graden. Dan rijden we verder
naar Bonifacio. We lunchen in Propriano. Daarna weer verder richting
Bonifacio. De weg wordt breder en rechter, maar de lucht betrekt en het
gaat enorm waaien. In Bonifacio aangekomen, tanken we voordat we de weg
naar de Boven-Stad oprijden. We rijden de bovenstad voorbij en aan het
eind van de rots net voor de begraafplaats is het Hotel SantaTeresa,
waar we gaan verblijven. Na een rustpauze gaan we de bovenstad
verkennen. Vele kleine smalle straatjes en trappen en een paar aardige
kerken vormen dit stadsdeel dat geheel ommuurd is en een paar stevige
stadspoorten heeft. Het is er erg druk met toeristen, ook van een
tweetal cruiseschepen die voor de rede liggen. De Aragonese trappen
leiden via 187 treden vanaf de bovenstad naar beneden, naar een
uitkijkpunt in de rotsen. De legende wil dat de trap in één dag is
aangelegd in opdracht van de Aragonese koning Alphonse V ter gelegeheid
van zijn verovering van de stad. Waarschijnlijker dat de trap veel
eerder is gemaakt door Franciscaner moniken om een waterbron te
bereiken. We drinken wat in het
stadje en gaan dan weer terug naar het hotel. Bij het hotel ligt het
Cimétiere Marin, de zeeliedenbegraafplaats. Deze ommuurde begraafplaats
staat vol met familiemausolea in allerlei stijlen. Het lijkt wel een
stadwijk met smalle straten. ’s Avonds eten we in de
Cantina Doria. Eenvoudige Corsicaanse keuken. Niet memorabel, maar wel
goed te doen. Ik heb Cannelloni bruccio en Erik een spaghetti met
aubergines.Het weer is nog stormachtiger geworden en het miezert. Door
de storm
lopen we terug naar het Hotel. De straten van de bovenstad liggen er
verlaten bij.
Weer: zonnig 29⁰. In Bonifacio bewolkt en 19⁰C.
Andere Reisverslagen | ||
terug | verder |