We pakken een dag later de wandeling weer op bij de Place de Clichy
Vanaf de Av de Clichy lopen we over de Rue Caulaincourt (10)
Vanaf het viaduct hebben we links en rechts zicht op de begraafplaats (cimétière) van Montmartre, ook wel de Noorderbegraafplaats genoemd was samen met de Oostelijk (Père Lachaise) en de Zuidelijke (Montparnasse) één van de grote begraafplaatsen van Parijs in de 19e eeuw. De aanleg begon in 1798 en werd in 1825 vergroot to 12 hectaren. Grote namen uit de cultuur, amusement en literatuur liggen hier begraven zoals Arthur Honegger en François Truffaut. Vele graven zijn rijk geornamenteerd en bestaan vaak uit een huisje waarin hele families zijn bijgezet.
Aan de overzijde van de weg klimmen we via de Rue Lépic de berg van Montmartre op (11)
Aan de linker zijde zien we een aantal trappen, die typisch voor deze wijk zijn om de hoogte verschillen te overbruggen. Een aantal zijn privéterrein en met hekken afgegrendeld voor al te nieuwsgierige toeristen. (12) Aan de linkerzijde op nr 75 ook de de Hameau des Artistes een kunstenaarskolonie en verderop de Moul. Beiden zijn niet toegangkelijk. Kort voor de hoek met de rue Girardon is een voormalige bioscoop. Op de hoek staat het restaurant van de Moulin de la Galette, in vroeger dagen een feestzaal voor de buurt.
We slaan daarna linksaf de rue Junot in.
Op nr 15 een in 1926 ontworpen huis door de Oostenrijkse Bauhaus-architect Adolphe Loos voor zijn vriend en Dadaïst, de schrijver Tristan Tzara (1896-1963)
In de bocht verlaten we de Rue Junot voor de rue Simon-Dereure, die aan het einde via een trap overgaat in de Allee des Brouillard (13, bekend uit de film Amélie Poulain). We komen op de Place Dalida. (14)
Hier staat een buste van de Frans-Egyptische zangeres van Italiaanse afkomst, die in de jaren '60 en '70 zeer veel internationaal succes had. Erg gelukkig is ze er niet van geworden. Haar leven eindigde op 53-jarige leeftijd in 1987 door zelfmoord. Haar afscheidsbriefje luidde "La vie m'est insupportable, pardonnez-moi". Zij woonde hier in de buurt. Ze werd in op de begraafplaats van Montmartre bijgezet. Aan het beeld is goed te zien welk lichaamsonderdeel het populairst is.
Via de rue de l'Abreuvoir en de rue des Saules (15) komen we bij de wijngaard van Parijs.
Voor de inkapseling door Parijs waren hier verscheidene wijngaarden. In 1933 kocht de stad Parijs 2000 m² om een wijngaardje aan te leggen en de traditie te herstellen. Hoewel het veld ongunstig naar het noorden ligt, komt er toch een kleine oogst vanaf. Er tegenover staat het café-caberet Le Lapin Agile. Al anderhalve eeuw is hier dit etablissement gevestigd dat eens Picasso, Bruant en Apolinaire tot zijn stamgasten kon rekenen. Nu is het wat commercieler en toeristischer opgezet (28 euro voor één show en één drankje), maar het ziet aan de buitenkant wel erg authentiek uit.
We gaan rechtsaf tot we bij een trap komen die we op gaan. Eenmaal boven loop je via de rue Mont Cenis rechtdoor naar de beroemde en uiterst toeristische Place du Tertre met zijn vele quasi-kunstenaars. Wij gaan meteen links af de Rue de Chevaliers de la Barre in. (16)
Dit is ook een toeristenval, maar wel een stuk korter.
We lopen vervolgens achter de Sacre Coeur basiliek langs (16)
Hier is het een stuk rustiger.
We lopen naar een trap van 56 treden, die ons Montmartre weer af leidt. Eenmaal beneden lopen we rechtdoor en waar de rue de Chevalier naar rechts buigt nemen wij de intieme Passage Cottin (17), wederom een typische Parijse stijle trap. Uiteindelijk komen we via de rue Myrha op de Avenue Barbès. (18)
We zijn nu echt de berg van Montmartre af en komen in een heel andere wereld. Weg van de toeristen en de kunstenaars in een wijk die nu bevolkt wordt door immigranten van voornamelijk Noord-Afrikaanse afkomst. We zijn wel toe aan een drankje en een hapje, maar dat is helemaal niet zo makkelijk in deze wijk. We komen nog langs een aardig plantsoen (Square Léon) en pas bij het St Bernard kerkje uit 1858 zien we het eerste restaurantje, "La Môme" met een terras. Hier strijken we neer voor de lunch. Na de lunch lopen we verder
Via een viaduct (20) steken we de sporen van het Gare du Nord over en even later die van het Gare de l'Est. Een paar honderd meter verder komen we op de Place de la Bataille de Stalingrad (22).
Hier zien we het luchtspoor van de metro. Een van de weinige in de stad. Al in 1856 waren er de eerste plannen voor een stadspoorweg op straatniveau en op viaducten. Hiertegen was veel oppositie vanwege de overlast van de stoomtreinen en estethische overwegingen. Het was ieder geval veel goedkoper geweest dan de ondergrondse metro waar men uiteindelijk in 1900 mee van start ging. Door de sloop van de stadsmuren ontstonden brede boulevards en was, mede door de introductie van electrische treinen, het minder bezwaarlijk om een luchtspoor te bouwen tussen Saint Marcel en La Rapee (lijn 5) en tussen Stalingrad en Barbès-Rochouart (lijn 2).
We komen hier ook bij het Canal St Martin. (23)
Via het kanaal moest vers water worden aangevoerd naar de stad, die geplaagd werd door epidemiën van cholera en dyssentrie. Het water komt uit de bron van de rivier Ourq. Het kanaal mondt uit bij Place de la Bastille en begint hier bij het Bassin de la Vilette. Met negen sluizen wordt een hoogteverschil van 25 meter overwonnen. Het kanaal loopt deels via tunnels. Het werd in 1825 geopend nadat er in 1802 onder Napoleon (gelijktijdig met het Canal St Denis en het Canal de l'Ourq) toe was besloten. Het kanaal beleefde zijn hoogtijdagen in de 19e eeuw tot halverwege de 20e, toen het vooral werd gebruikt voor de aanvoer van goederen voor de stad. Het bassin de la Villette was een binnenhaven. Het wordt nu niet meer door de scheepvaart gebruikt, maar wel door rondvaartboten. In 1971 wilde men het kanaal dempen om een snelweg aan te leggen, maar dat idee strandde op protesten van omwonenden.
Hier eindigen we het tweede stuk van deze wandeling
andere reizen | ||
terug | paris |